Vogels in het bos
De ontwikkeling van broedvogels afhankelijk van bos is wisselend. Enkele soorten zijn er sinds 1990 op vooruitgegaan, maar er zijn ook soorten die stabiel of zelfs afgenomen zijn. Gemiddeld is een lichte toename te zien van kenmerkende bosgebonden vogels. Deze toename is rond 2006 ingezet. In 2024 ligt de index hoger dan in 1990.
Bron: SOVON ism Probos
Methodiek: Index 1990=100, bewerkt met Locally Estimated Scatterplot Smoothing (LOESS).
Na een afname begin jaren 2000, vertonen kenmerkende bosvogels weer een positieve trend in recente jaren. Er bestaan echter aanzienlijke verschillen tussen soorten en soortgroepen. Deze zijn veelal te verklaren door hun ecologie en preferentie in habitat. Soorten die voorkomen in naaldbossen, zoals de kuif- en zwarte mees, nemen af ten gunste van loofboomvogels. Dit is te verklaren door de omvorming van naaldbossen naar meer gemengde- en naar loofbossen.
Tegelijkertijd zijn het ouder worden van het bos en de toename van dode en aftakelende bomen positief voor holenbroeders. Dit geldt voornamelijk voor holenbroeders met een preferentie voor loofbomen, zoals de kleine bonte specht en de boomklever. Roofvogels gebonden aan bos laten over de gehele meetperiode een stijgende trend zien. De havik en buizerd zijn hier een goed voorbeeld van. Maar niet alle bosgebonden roofvogels nemen toe, zo laat de sperwer in recente jaren een afname zien. De realisatie van nieuwe bossen, aandacht voor horizontale structuur en de aanleg van landschapselementen zijn mogelijk gunstige ontwikkelingen voor bosrand- en struweelvogels, die ook een positieve trend hebben.
Naast de ontwikkeling van bovengenoemde ecologische soortgroepen is ook de ontwikkeling van een aantal bosgebonden vogelsoorten in het kader van de Vogelrichtlijn inzichtelijk gemaakt. Wat opvalt is dat de boomleeuwerik een aanzienlijke stijging vertoont in recente jaren. Ook de zwarte specht laat in recente jaren enigszins herstel zien, mogelijk door de toename van oude, aftakelende en dode bomen in het bos, maar is nog niet op het niveau van 1990. De wespendief is relatief constant gebleven over de meetperiode.
Bron: SOVON ism Probos
Methodiek: Index 1990=100
De ontwikkeling van kenmerkende bosvogels per fysisch geografische regio laat voornamelijk in bossen op de rijkere gronden, zoals het zeeklei- en rivierengebied, een positieve trend zien. Ook lijken bosvogels in laagveengebieden toe te nemen. Duinen en hogere zandgronden daarentegen vertonen dalende trends.
Bron: SOVON ism Probos
Methodiek: Index 1990=100, bewerkt met Locally Estimated Scatterplot Smoothing (LOESS).